Het zegenen van de kroedwösj (veldboeket)

In een nostalgische stemming zie ik me zelf- en vele anderen, op weg naar de kerk, lopen met een prachtig veldboeket, of op zijn Limburgs, de kroedwösj (kroed = kruid; wösj = bos).

In de kerk werden deze boeketten gemeenschappelijk gezegend. Ik kan me echter niet meer herinneren of deze zegening: vóór- tijdens, of na de Heilige Mis plaats vond.

Dit gebruik vond plaats op het Katholieke feest van Maria ten Hemelopneming (15 augustus). Tot en met de jaren vijftig van de vorige eeuw hield elke Limburgse parochiekerk deze traditie in ere. Tegenwoordig gebeurt het ook nog wel, maar ik denk, meer georganiseerd en uit nostalgische behoeften.
Het zegenen van kruidenbossen was in feite een heidens gebruik. De magische ritus van de heidenen zijn vervangen door een Christelijke zegening en richt men zich tot God „door wiens woord uit het land jong groen opschoot, gras, zaadvormend gewas… en bomen die ieder naar zijn soort hun vruchten droegen”.

De kroedwösj is samengesteld volgens een traditioneel recept van zeven kruiden, bloemen en korenaren: twee graansoorten, twee kruiden met geneeskrachtige werking, twee kruiden die het onweer kunnen weren en één boomvrucht. Het getal zeven komt zeer veel voor in de Bijbel. In de Rooms-katholieke kerk spreekt men onder andere van de schepping in zeven dagen, zeven sacramenten, de zeven plagen in Egypte, enzovoorts. 

Op de dag vóór het zegenen van de boeketten zag je velen langs paden, veldwegen en bosranden kruiden voor de kroedwösj verzamelen. De samenstelling had meestal met de persoonlijke voorkeur van de plukker te maken.

2 Geneeskruiden
Als geneeskruiden werden doorgaans de witte bloempjes van het duizendblad gekozen en de gele knopjes van het boerenwormkruid. Dit waren oeroude volksgeneeskruiden. Het volk gebruikte duizendblad hoofdzakelijk als bloedreinigend middel. Boerenwormkruid (zie foto) was algemeen bekend vanwege de worm verdrijvende kracht, zowel voor mens als dier. In een tijd dat men het met de hygiëne niet zo nauw nam, was boerenwormkruid een onmisbaar geneeskruid.

2 Onweerskruiden
De populairste onweerskruiden waren alsem, leverkruid en wilde marjolein. Alsem was al in de grijze oudheid bekend als onheilwerende plant. Nadat ze door het vuur verteerd was, zou ze alle rampspoed keren. Met eenzelfde doel werd ook leverkruid gebruikt, dat in sommige Limburgse dialecten, hòmmelskroed genoemd werd. Dit klinkt allemaal nogal bijgelovig, maar we moeten hierbij natuurlijk niet vergeten dat een noodweer vroeger met angst en vrezen werd beleefd. Geen wonder, want blikseminslag in een boerderij die met stro was bedekt, was voldoende om in enkele uren tijd een hele buurtschap straatarm te maken. Vele plaatsen hebben dientengevolge rampzalige branden meegemaakt. Het was dus geen wonder dat het landvolk in die omstandigheden zijn toevlucht nam tot kruiden waarvan zij geloofden dat ze door bovennatuurlijke macht onheil konden weren.

2 Graansoorten
In het zuiden waren tarwe en rogge de meest voor de hand liggende graansoorten. In het noordelijkste puntje van de provincie Limburg schijnen haverpluimen in het boeket thuis te horen.

1 Boomvrucht
Als boomvrucht was meestal de walnoot in de "kroedwösj" present. Het walnotenblad is samengesteld uit zeven blaadjes. Beweerd werd dat de bliksem nooit in een notenboom inslaat. In vroeger tijd plantte men bij nagenoeg elke boerderij een notenboom. Men deed dit niet alleen voor de opbrengst van de noten, maar ook voor de luwte van de sierlijke boomkroon en omdat het loof van de walnoot door de aparte geur hinderlijke insecten weert.

Maar zoals gezegd: ieder zijn smaak. Ik weet nog dat er naast de “verplichte samenstelling” onder andere Dahlia’s en Asters toegevoegd werden. Deze bloemen stonden namelijk half augustus in bijna in iedere boerentuin te bloeien.
De gezegende kroedwösj was in onze streken vooral een afweer tegen blikseminslag. Als het begon te rommelen brak mijn moeder een stukje van de verdroogde kroedwösj af en gooide dat in het fornuis.
Hoezeer de zegening van de kroedwösj in de loop der eeuwen ook verweven is geraakt met de katholieke kerk, de traditie gaat veel verder terug. Ze wortelt in ons Germaanse verleden. De oude Germanen brachten op hun hoogtijdagen regelmatig brandoffers aan hun goden. Een van die hoogtijdagen was de zomerzonnewende, de dag waarop de zon haar hoogste stand aan de hemel bereikt, rond 21 juni. Een ander was Hertha’s dag, dag van Hertha in haar rol van Moeder Aarde.

De vroege katholieke kerk heeft die traditie overgenomen en in haar kalender ingepast. Het kruidenbrandoffer werd de kroedwösj, de zomerzonnewende werd de feestdag van Sint Jan, 24 juni en Hertha's dag (van oudsher medio augustus) werd het feest van Maria ten Hemelopneming op 15 augustus.

Bron: - Internetpagina St.Christoffel parochie Roermond.
           - Herinneringen van Wiel Rouland.