Jeugdherinneringen 2
Het wasbord was verleden tijd, mijn moeder had inmiddels de beschikking over een wasmachine, echter zonder motor! Deze machine was een grote houten teil met ribbels aan de binnenkant en in het midden een hoge houten propeller, waarvan de as een
stukje boven het deksel van de teil uitstak. Op die as werd een hefboom bevestigd die vervolgens door middel van menskracht een kwartier lang heen en weer bewogen werd. Ik werd in die tijd regelmatig voor dit werk gevraagd, ofschoon ik daar nooit toe gedwongen
werd.
Ook heel normaal in die jaren was dat ieder gezin, afhankelijk van het aantal kinderen, één a twee varkens hield. Een jonge big werd gedurende een klein jaar vetgemest met rogge meel, aangevuld met tuin- en keukenafval. November was
de slachtmaand, dan hoorde je regelmatig een varken schreeuwen als de huisslager ergens aan het slachten was. Bij ons thuis werd er ook eens per jaar geslacht.
Gebruikelijk dronk de slager bij ons 2 a 3 borrels: de eerste borrel bij aankomst, de tweede
nadat het varken gebrand en geschraapt was, (om het varkenshaar te verwijderen) en de derde als het beest netjes afgewerkt aan een stevige ladder hing. Ik herinner me nog een bijzonder voorval tijdens die borrel. Toen mijn moeder de eerste borrel schonk, zag
ze tot haar ontsteltenis dat er vliegen in de borrel dreven, ze had kennelijk het schenkdekseltje van de fles vergeten te sluiten. Toen mijn moeder zich verontschuldigde en een nieuwe fles wilde halen had de slager ondertussen het koffiezeefje te pakken, zeefde
de vliegen eruit en dronk de borrel gewoon op. Zonde om weg te gooien zei hij, het waren toch maar "dood" gewone vliegen…
Als de huisslager op een ochtend meerdere varkens zou slachten, dan zou het aantal borrels met de factor 3 stijgen, tenminste-
als hij bij zijn overige klanten ook drie borrels dronk? Hij zou dan iets meer ruimte nodig hebben op straat als hij op zijn damesfiets naar huis reed. Waarom een damesfiets? Daar heb ik nooit naar gevraagd en ook nooit bij stilgestaan. Ik zie hem nóg
fietsen, achterop een mandje met daarin zijn schietapparaat, een eindje touw en het bijltje. Aan zijn riem bungelde de koker met daarin de messen en het slijpstaal.
Een goed gebruik na het slachten, het keuren- en het verwerken van het vlees, was dat
de naaste familie ook iets aangeboden kreeg zoals een kommetje hoofdkaas- en balkenbrij. De rest van het vlees werd ingezouten in een grote teil en bewaard in de kelder. Na verloop van tijd werden de 4 hammen, de twee zijden spek in de keuken aan het plafond
opgehangen om te drogen, samen met de boerenworsten. Als alles voldoende droog was werd dit alles naar de zolder verplaatst. Elke ham en spek werd dan wel in een soort kussensloop gestopt om het een beetje proper te houden. De worsten waren tegen die tijd
al op.
Mijn broer en ik sliepen op een zolderkamer, samen in een houten bed op een stromatras. Het grootste gedeelte van die zolder werd echter in beslag genomen door een drietal duivenhokken, mijn vader was namelijk een duivenliefhebber in hart
en nieren. Van het gekir van ongeveer 50 duiven viel ik meestal goed in slaap. Wel werd ik ‘s morgens gewekt door het getik van die zelfde 50 snavels op de houten vloer als ze gevoederd werden.
Een jaarlijks terugkerend- en omvangrijk werk
was het rooien van de winteraardappelen. De boeren in de straat hielpen elkaar beurtelings met het binnenhalen van de oogst.
Maar ook de kinderen in de buurt werden gecharterd om de aardappels, die machinaal, of met de riek uit de grond gehaald werden,
op te rapen en in manden te verzamelen. Volwassenen leegden de volle manden in een grote boerenkar. Wij kregen hiervoor zelfs vrij van school! De boerenstand genoot in die tijd nog veel aanzien. Voor een hele dag aardappelen rapen kreeg ik als elf jarige drie
gulden vijftig, inclusief de kost.
Om twaalf uur werd de warme hap naar het veld gebracht, meestal stampot. Rond vier uur bracht men boterhammen en koffie. De meeste boeren bakten hun brood toen nog zelf, heerlijk! Je voelde je zelf ook al een beetje
volwassen als je met de kinderen uit de buurt, tussen de grote mensen je eten zat op te peuzelen in de vrije natuur. Als afsluiting van zo een dag werd er ‘s avonds op de boerderij,havermout-of griesmeelpap gegeten.
Het was achteraf bezien
een sobere tijd, maar omdat iedereen in de buurt zo leefde, had ik nooit het gevoel dat ik iets miste. Hoewel ik de oorlog niet bewust heb mee gemaakt, waren de jaren erna een tijd van wederopbouw en de handen ineen slaan om de maatschappij weer op de rails
te krijgen. Gelukkig merkten wij kinderen niets van dit alles, wel dat de mensen elkaar vaak hielpen. Begrippen als burenhulp, gemeenschapszin en saamhorigheid waren zeer duidelijk aanwezig, je wist niet beter. Ik heb in die tijd als kind zelden agressie gezien
of gevoeld. Wij konden uren, ja zelfs dagen met elkaar spelen zonder dat er ruzie werd gemaakt.
Het natuurlijke overwicht van de oudere kinderen werd meestal aanvaard.
Wiel Rouland